Terug
Auckland,
19 januari 2003
Kia Ora!
Het is waarschijnlijk de opening van een email die iedereen zo stuurt
vanuit
Nieuw Zeeland, maar ik kon het toch niet laten. Het betekend trouwens
gewoon
"Hallo".
Ik zit dus in Auckland, in het noorden van het noorder eiland. Op het moment
is het hier erg warm en ook erg druk. Gisteren was The Big Day Out afgelopen
(een hele dag live optredens van bekende groepen) waar heel veel Kiwi's
(Nieuw
Zeelanders) uit het hele land op zijn afgekomen. En buiten dat is er nu
ook de America Cup. Dat is een of andere belangrijke zeilwedstrijd
hier in Auckland.
Dit zorgde gisteravond (zaterdagavond) voor een stampvol dakterras van
het hostel, wat voor 75% was gevuld met zatte Kiwi's en 25% van mensen
uit
de rest van de wereld. Nu is het zo dat de Nieuw Zeelanders inderdaad
erg
vriendelijke mensen zijn en ik had net een voet op het dakterras gezet
en
er kwamen meteen al wat kiwi's op me af. "Kia Ora!" zeiden ze
ook nog wel.
En ook meteen kwamen alweer de standaardvragen, die ik ondertussen eigenlijk
een beetje zat ben, maar ja. Ze zijn wel de enige openingszinnen om makkelijk
contact met mede-hostellers te krijgen: "Where are you from? How long have
you been here? How long are you staying here? Where
are you going next?"
enz. En na al mijn standaardantwoorden kwam iedereen met de vraag waar
ik
mijn fles bier vandaan had. Ik was de enige op het balkon met een fles
van
800 ml en dat bleek heel bijzonder te zijn. Misschien was dat zelfs wel
de reden dat men meteen naar mij toe kwam... maar ja, in ieder geval werd
het wel een super gezellige avond waar we in totaal met een groep van
ongeveer
12 man wat cafés en discotheken afgingen.
Tot nu toe vermaak ik me dus weer prima, alleen wordt mijn bankrekening
wel met een sneltreinvaart geplunderd, dus wordt het de hoogste tijd om
werk te zoeken, wat ik van plan ben om binnen een week mee te beginnen,
als ik iets op een boerderij vind waar ik geen visum voor nodig heb.
Buiten dit heb ik natuurlijk
ook nog niks verteld over mijn Tasmanie avonturen,
die ik nu nog effe opschrijf. Alhoewel er niets heel spannends is gebeurd,
kunnen de geïnteresseerden het toch nog lezen (en natuurlijk voor
mezelf,
zodat als ik terug kom in Nederland weer alles terug kan lezen).
In Tasmanie heb ik
dus 6 dagen in een autootje rondgescheurd. Ik had wel
geluk met de auto, want ik kreeg een nieuwe Toyota Corolla uit 2002.
Hiermee ben ik de eerste dag naar de St Columba Falls gereden. Met zo'n
90 meter hoog is dit de hoogste waterval van Tasmanie. Alhoewel ik ze
vanaf
de snelweg al kon zien, was het van dichtbij best indrukwekkend.
Daarna ben ik doorgereden naar de Bay of Fires. Vroegere ontdekkingsreizigers
noemden dit strand zo na het zien van vuur van aboriginals op het strand.
Het was eigenlijk "gewoon" een lang, wit strand, wat na het
zien van de
Whitsunday Islands eigenlijk niet meer zo bijzonder was.
Dus ben ik na de 1e overnachting maar doorgereden naar het plaatsje Bicheno,
waar je pinguins kunt zien. Waarschijnlijk wisten deze al dat ik eraan
kwam,
want ze zaten allemaal een kilometer van het strand op een rots. Meer
als
wat bewegende zwarte stippen heb ik dus niet gezien.
Dus toen maar weer snel door naar Freycinet National Park, naar Wineglass
Bay. Wineglass Bay is een strand wat -heel verassend- in de vorm van een
wijnglas is. Samen met het perfecte weer wat ik heb gehad, wat het witte
strand nog eens extra wit maakt, was het volgens mij het mooiste strand
van Tasmanie. Gelukkig waren er niet veel mensen, omdat het 2,5 uur bergop-bergaf
over rotsen lopen is. Dus heb ik ook nog rustig in het helderblauwe water
kunnen zwemmen.
Na Wineglass Bay ben ik doorgereden naar het zuiden, naar het schiereiland
Tasman Peninsula. Hier waren een aantal dingen te zien: Tasman's Arch
(een
soort van 12 apostelen, maar dan maar 4), Devil's Kitchen (een inham tussen
de kliffen waar het water zo hard over de rotsen gaat, alsof het lijkt
dat
het water kookt), Remarkable Cave (soort grot) en het heel indrukwekkende
Port Arthur.
Het verhaal achter
Port Arthur vond ik ook wel interessant. Voor degenen
die niet van geschiedenis houden, moeten deze alinea maar overslaan.
In 1830 koos gouverneur Arthur de Tasman Peninsula om gevangenen te plaatsen
die "erge" misdaden hadden begaan (wat toen erg was zou nu niks
meer voorstellen).
Het noemde het schiereiland een "natuurlijke gevangenis" omdat
het aan het
vasteland vastzat d.m.v. een stuk land minder dan 100 meter breed, genaamd
Eaglehawk Neck.
Om ontsnapping te voorkomen werden allemaal waakhonden in 1 lijn naast
elkaar
geplaatst en ging het gerucht rond dat er in het water aan beide kanten
haaien zaten.
Het bleek in Port Arthur zo erg te zijn dat iemand in een wanhopige poging
probeerde te ontsnappen door het vel van een dode kangaroe om zich heen
te hangen en zo springend langs de bewakers wilde gaan. Uiteraard zonder
succes...
In Port Arthur kun
je nu de ruines zien van de stad die er toen was. Door
misbruik te moeten maken van de Australische eerlijkheid ben ik er gratis
ingekomen (door bij de uitgang naar binnen te gaan) en me zo 25 dollar
te
hebben bespaard. Het wordt namelijk zoals ik al zei tijd om te werken.
Eenmaal binnen was ik nog (gratis) met een tour meegelopen die net aan
de
gang was en ben ik (ook gratis, wat normaal niet zo was) bij een heel
interessante
voorstelling over de "convict history" naar binnen geslopen.
Na deze culturele verrijking ben ik naar Hobart gegaan, waar ik nog even
van het zaterdagavond-uitgaansleven heb geproeft...
Na Hobart ben ik naar
het Tahune Forest Reserve gegaan, waar je 570 meter
lang op 50 meter hoogte over het bos kunt lopen (de Tahune Airwalk). Omdat
ik er laat in de avond aankwam was het al gesloten. Toen ik even bij de
nabijliggende rivier ben gaan zitten, genietend van de rust, in de veronderstelling
dat in 15 kilometer omtrek helemaal niemand was. Maar deze veronderstelling
en mijn rust werd al snel verstoord door een luid geschreeuw in de verte
(ergens tussen de bomen). Omdat het ver weg klonk leek het alsof iemand
om hulp zat te roepen. Toen het geluid duidelijker werd, hoorde ik dat
het
niet geroep om hulp was, maar hoorde ik de hele tijd de zin "Nudy
Airwalk"
door de bomen geschreeuwd. Niet veel later zag ik tot mijn stomme verbazing
3 naakte mannen het bos uit lopen, die wat later bleek in de buurt een
gebouw
aan het schilderen waren, zich 's avonds zo hebben klemgezopen dat ze
hadden
besloten om de Tahune Airwalk naakt te lopen (door over het gesloten hek
ervan te klimmen). Dit vond ik een heel goed idee en ik besloot dus de
volgende
morgen om hetzelfde te doen (niet naakt, maar wel over het hek te klimmen).
Dus toen de morgen erna de zon begon op te komen (half 6 's ochtends)
heb
ik ook die airwalk gratis gelopen. Dit was echt super, omdat er helemaal
geen mensen in kilometers omtrek waren (behalve natuurlijk die schilders,
maar die lagen hoogstwaarschijnlijk de komende uren toch nog in coma).
Na deze airwalk ben
ik naar Lake St Clair gereden. Lake St Clair is het
diepste meer van Australië (ongeveer 600 meter diep) en er is veel
"wildlife",
waarvan ik er op een haar na bijna 1 onder mijn auto had toen een echidna
(soort stekelvarken op anabolen) overstak zonder te kijken.
Na een paar lange wandelingen
weer op weg naar Queenstown. De weg ernaar
toe was een en al dichtbeboste bergen en grote meren. Er was in de verste
verte geen mens, huis of auto te zien. In Oostenrijk bijvoorbeeld (waar
dit wel wat op leek) zie je soms nog wel eens een huis of zendmast op
de
bergen staan, maar hier alleen maar bos. Zelfs niet 1 bootje op de meren
te zien. Het was echt heel apart om door dat gebied te rijden.
Tot op een gegeven moment, toen ik bij kopermijnplaatsje Queenstown in
de
buurt begon te komen, was van het een op het andere moment al het groen
verdwenen en zag je alleen nog maar afgegraven bergen. Na 20 jaar naar
koper
te hebben gegraven, waren de bergen die ooit 3 miljoen ton hout bevatten,
helemaal kaalgeplukt. Door kopervergiftiging was alles wat er wel nog
groeide
na een paar jaar ook helemaal weg. Hevige regenval zorgde nog eens dat
de
hele bovenlaag van de grond wegspoelde, zodat er nu bijna geen plantengroei
meer mogelijk is.
Na Queenstown ben ik nog naar Cradle Mountain gegaan, wat ook heel mooi
schijnt
te zijn. Maar toen ik er aan kwam was er door de wolken en mist die daar
hing totaal niks te zien. Later las ik dat het weer daar bijna altijd
wel
slecht was: 8 van de 10 dagen is het er bewolkt en mistig, 7 van de 10
dagen
regent het, 1 op de 10 dagen schijnt de zon en 54 dagen per jaar sneeuwt
het er...
Dus verder naar de laatste 2 plaatsen: "The Nut"; een berg die
ik op ben
geklommen die een beetje lijkt op Ayers Rock (maar dan langs de noordkust
van Tasmanie) en het dorpje Sheffield; een typisch klein, vriendelijk
en
landschappelijk dorpje in het binnenland van Tasmanie.
Na deze lange rit, waar ik zo'n 2000 km heb gereden was het weer tijd
om
mijn rally-auto in te leveren en via Melbourne naar Auckland te gaan.
In de limo naar het hostel
Porth Arthur's
"Sanctuary" met op de achtergrond (rechts) het ziekenhuis
Voorstelling
over Porth Arthur's geschiedenis
Tahune Airwalk
Wineglass Bay
Wineglass Bay
Goede surfspot
langs de Tasmaanse kust
"The Nut"
van een paar kilometer afstand